Verhagen, Cornelis/nl

Aus Watch-Wiki
Version vom 13. September 2012, 21:03 Uhr von Andriessen (Diskussion | Beiträge) (Die Seite wurde neu angelegt: „'''Verhagen, Cornelis''' Nederlandse Uurwerkmaker. Cornelis Johannes Paulus Verhagen werd op 14. januari 1876 geboren als zoon…“)
(Unterschied) ← Nächstältere Version | Aktuelle Version (Unterschied) | Nächstjüngere Version → (Unterschied)
Zur Navigation springen Zur Suche springen

Verhagen, Cornelis

Nederlandse Uurwerkmaker.

Cornelis Johannes Paulus Verhagen werd op 14. januari 1876 geboren als zoon van Laurentius Verhagen en Maria Stoops. Vader Laurentius was horlogemaker en had een grote, goedlopende horlogemakerszaak aan de Veemarkt 37 in Breda. Cornelis had een jongere zus Anna en een jongere broer Jan. Cornelis én Jan leerden het horlogemakersvak in eerste instantie thuis van hun vader tijdens lange werkdagen.

Op 18-jarige leeftijd gaat Cornelis in 1894 naar de horlogemakersschool in Glashütte in de buurt van Dresden. Hij verbleef ruim een jaar in Glashütte. Hij moet bijzonder intensief gewerkt hebben, zowel theoretisch als praktisch. Op zijn einddiploma haalde hij voor de theoretische vakken ‘Angewandte Theorie, Zahlenlehre und Algebra, Geometrie en Technisches Zeichnen’ de kwalificatie ‘gut bis sehr gut’ en voor Electrotechnik’ de kwalificatie ‘gut’.

Hij vervaardigde een groot aantal werkstukken: - een micrometer; - een chronometergangmodel; helaas ontvreemd op de school te rotterdam. - een chronometer-tourbillon gangmodel; - een elektrische regulateur met halve secondeslinger; - een horloge als meesterstuk (staal-messingcompensatiebalans met gouden regelschroeven en breguetspiraal). Van zijn ouders kreeg Cornelis geld voor een gouden kast met op de achterdeksel een monogram ‘C.V.’. Ook broer Jan heeft in Glashütte gestudeerd doch uit de archieven van de school blijkt dan hij geen enkel werkstuk vervaardigd heeft.

Na afloop van zijn verblijf in Glashütte is Cornelis te voet naar huis gegaan. In de tijd van de ‘Wanderburschen’ was dat niet ongebruikelijk. Onderweg sliep hij bij particulieren. Na zijn thuiskomst heeft Cornelis een tijd in Parijs als horlogemaker gewerkt. Hij leerde hierdoor goed Frans spreken. Volgens een interview dat hij gaf ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag heeft hij tot 1905 ook gewerkt in Oostenrijk, Tsjecho-Slowakije en Zwitserland. Tussendoor was hij ook thuis en werkte in de zaak van zijn vader in Breda.

Naast het werk was er ook tijd en gelegenheid voor uitgaan en contacten met vrienden. In Breda was hij lid van de ATIVU (Aangenaam Trappen In Vrije Uren). Ze reden per fiets kunstfiguren (zoiets als bij paardendressuur en kunstzwemmen). Men reed ook wel naar Sint Anneke bij Antwerpen om mosselen te eten en bier te drinken. Cornelis is niet in dienst geweest omdat zijn vader voor hem een remplaçant had gevonden.

Cornelis ontmoet Marie Andriessen, zuster van Cornelis Andriessen.

Cornelis ontmoet zijn latere vrouw Marie (Maria Gabriella Johanna Andriessen) tijdens een sportwedstrijd. Op de wielerbaan in Huijbergen bij Bergen op Zoom vroeg men aan het begin van de vorige eeuw horlogemakers als tijdwaarnemer omdat zij goed met chronografen konden omgaan. Waarschijnlijk via de club ‘ATIVU’ is Cornelis gevraagd om in Huybergen als tijdwaarnemer op te treden. Marie Andriessen kwam ook uit een horlogemakersfamilie. De familie woonde in Bergen op Zoom. Marie en haar zuster hielpen in de winkel bij de verkoop, twee broers werden horlogemaker en twee andere broers kozen voor het goudsmidsvak. De broers zullen regelmatig als tijdwaarnemer gevraagd zijn en hun zussen meegenomen hebben naar de wielerbaan in Huijbergen. Na de eerste kennismaking probeerde Cornelis de horlogemakersdochter opnieuw te ontmoeten. Hij haalde het glas van zijn horloge en ging naar de winkel van Andriessen om een nieuw glas te laten opzetten. Helaas bleek niet Maria maar haar zuster in de winkel te helpen. Een tweede poging was wel succesvol en het kwam tot een praatje. In de verlovingstijd zagen zij elkaar niet vaak maar hadden via brieven contact. Zij trouwden op 22 mei 1905.

Cornelis verliest de loting en bouwt een eigen zaak op.

Cornelis was de oudste zoon en had zodoende de meeste rechten op het overnemen van de zaak van zijn vader. De jongste zoon vond dit niet rechtvaardig. Twee zoons in de zaak vond men ook niet wenselijk. Vader Laurentius bepaalde daarom dat de beide broers moesten loten wie de zaak zou overnemen. Cornelis verloor. Hij had van te voren nagedacht over wat hem te doen stond als hij verloor. Hij heeft in Oudenbosch en vervolgens in ‘s Hertogenbosch gezocht naar een winkelpand voor een eigen horlogezaak. Hij vond een geschikt pand op de Markt 61 in ’s Hertogenbosch en huurde dat. Eind mei 1905, kort na zijn trouwen, startte hij met zijn winkel en reparatiewerkplaats. Cornelis en Jan sloten een soort ‘non-concurrentiebeding’: beiden verklaren geen horlogemakerszaak met of zonder daar aan verbonden winkel uit te oefenen op ‘6 uur gaans’ van Breda respectievelijk ’s Hertogenbosch, zonder schriftelijke toestemming van de broer. Met een startvermogen van f 11.045,- (het erfdeel van zijn moeder) begint Cornelis zijn eigen zaak. Het grootste deel is gebruikt om winkelgoederen te kopen: pendules, regulateurs en horloges. Het eerste half jaar werd met een klein verlies afgesloten, maar in 1906 werd een winst van f 2.166,27 gemaakt. Spoedig werd de winkel en het woonhuis op de Markt gekocht. De positieve resultaten van de winkel werden gecontinueerd tot en met 1939 toen de zaak werd gesloten. De financiële gegevens zijn bewaard gebleven in een balansenboek waarin alle balansen van 1905 t/m 1939 zijn opgenomen. In een niet gedateerde brief (waarschijnlijk uit 1950) beschrijft Cornelis zijn eerste etalage: ‘In ’t kort aangegeven, de gehele achterwand der etalage bestond uit constructietekeningen die ik in Glashütte had gemaakt en een grote doorsnede van een horlogewerk als middelpunt. Over de gehele lengte van de vitrine liep een as van 5 meter lengte waarop houten poulies van diverse middellijn. Iets verder naar voren op een kleine verhoging stonden allerlei horlogemakersgereedschappen die draaien konden opgesteld, enkele draaibanken, tappenbanken, arrondeermachines, zelfs een radersnijmachine werd door draden verbonden met de poulies op de drijfstang. Meer naar het raam stonden de uurwerken opgesteld van pendules, wekkers, regulateurs, westminsters en zelfs een staand horloge met scheepjesbeweging; al deze uurwerken tikten met korte slinger. Dan waren verder horlogewerken van verschillende kwaliteit uitgestald met toelichting over kwaliteit, door vergrootglazen te zien. Alles wat draaien kon werd door de lange drijfstang met poulies in beweging gebracht. De drijfkracht bestond uit twee werkvrouwen, verdekt opgesteld die een trapwiel van de draaibank om beurten in beweging brachten. In 1905 was er nog geen elektrische energie in Den Bosch, dus menschelijke PK ingeschakeld.’ Cornelis maakte in de werkplaats de horloges en klokken klaar voor de verkoop. Hij repareerde en onderhield de uurwerken voor de klanten. Marie doet de verkoop in de winkel, het grootste deel van de boekhouding, de voorbereiding van de belastingaangifte, e.d. Bij de inkoop was haar inzicht in wat geschikt was van doorslaggevend belang. Zij zorgde ervoor dat er niet te veel werd ingekocht mét behoud van een goede sortering. Zo kwam eenmaal per jaar de reiziger van Alpina met grote koffers vol met schappen met horloges langs. De conversatie was in het Frans. Het duurde een hele avond of zondagmiddag om tot een bestelling te komen. Cornelis kocht en verkocht ook antieke klokken. Omdat de winkel alle doordeweekse dagen open was (en vakanties nog nauwelijks waren uitgevonden) ging hij meermalen zaterdagavond per nachttrein naar Parijs, ging op zondag antiquairs langs en kocht klokken in en kwam zondagnacht met de klokken weer met de nachttrein terug. Rond 1930 is op de eerste verdieping van de zaak een ‘toonzaal’ ingericht waarin de antieke klokken in een antieke omgeving van prenten en meubilair werden opgesteld. Soms vonden Marie en Cornelis het moeilijk om afstand te doen van stukken uit de toonzaal die zij verkochten, zo gehecht waren zij aan het antieke meubilair en de klokken. Een mooie anekdote: Er werd een radio aangeschaft met als hoofddoel het precisie-tijdsein uit Duitsland te horen. Dit tijdsein werd elke dag opgenomen waarna eventueel een speciale regulateur die bij de ingang van de winkel hing kon worden bijgesteld. Er liepen vrij vaak mensen de gang naast de winkel in om hun horloge op die regulateur bij te stellen; men hoefde hiervoor niet de winkel in te komen. De eerste jaren na de stichting van de zaak in 1905 zijn vooral besteed aan het opbouwen en uitbouwen ervan. Meer dan alleen een horlogemaker Het is niet bekend wanneer precies Cornelis begonnen is met de activiteiten in de georganiseerde horlogemakerswereld. Door evacuatie en plundering in de Tweede Wereldoorlog zijn bijna alle bescheiden hierover verloren gegaan. Een aantal data zijn wel bekend. Zo kreeg hij in 1923 van de Nederlandse R.K. Hanzebond van Horlogemakers een plaquette voor erkenning verdienste over het tijdvak 1918-1923. Hij zal dus zeker al vóór dat tijdvak begonnen zijn met activiteiten buiten de zaak. Hij was zowel in de Katholieke zuil als in de algemene vereniging actief. Beide organisaties hebben hem tot erelid benoemd. Het schrijven van artikelen en cursussen in vakbladen gaf hem landelijke bekendheid. Een driejarige theoretisch georiënteerde cursus zal omstreeks 1920 in het Katholieke vakblad Sylvester verschenen zijn. Een uitgave in boekvorm onder de titel ‘Theoretische Cursus voor Horlogemakers’ moet begin van de twintiger jaren uitgekomen zijn, want de tweede verbeterde druk dateert van 1925. De inhoud is in lessen verdeeld met vragen en opgaven per les. Nieuw bij de tweede druk was dat de leerlingen het opgegeven teken- en rekenwerk konden inzenden. Bij gunstige beoordeling kregen zij een getuigschrift. De twee zonen van Cornelis dienden als proefkonijn; zij moesten de vragen beantwoorden en één zoon heeft alle tekeningen gemaakt. Cornelis kon zodoende zien waar ongeoefende leerlingen moeite mee hadden. Vermoedelijk in de tweede helft van de jaren twintig schreef hij in Sylvester artikelen onder de naam ‘werkplaatsopleiding’en ‘Gecompliceerde uurwerken’. Deze zijn in 1930 als boek verschenen met de titel ‘Practische cursus voor Horlogemakers’ Ook hierin zijn weer opgaven ingelast en achterin een lijst met 210 vragen ‘die op examens gesteld kunnen worden’. Andere boeken zijn: - Studiemateriaal. - Cursus warenkennis. - Van Gnom tot precisie-uurwerk. - Stijlleer. - Viertalig Technisch Woordenboekje voor de Horlogemaker en juwelier. - Electrotechniek voor den Horlogemaker Omstreeks 1930 moet Cornelis hoofdredacteur van Sylvester zijn geweest. Elke zondag maakte hij een hoofdartikel. Hij typte dit staande aan de werkbank waarop een grote schrijfmachine stond. Hij was geabonneerd op verscheidene buitenlandse vakbladen waaruit hij nieuwtjes en nieuwe ontwikkelingen op zijn vakgebied bijhield. Deze informatie maakte hij voor de Nederlandse lezers van Sylvester toegankelijk. Cornelis is de stimulerende kracht geweest voor het ontstaan van horlogemakers-examens in een tijd dat deze nog niet verplicht waren om een zaak te beginnen. Na langdurige onderhandelingen is er overeenstemming bereikt tussen de drie horlogemakersbonden in een pogen het peil van de horlogemaker in Nederland te verhogen. Na de eerste wereldoorlog hadden immers heel wat mensen zich op de verkoop van horloges geworpen zonder er veel verstand van te hebben. De nieuwe examenregeling kende drie fasen: - Fase 1: zelfstandig gevestigde horlogemakers van 33 jaar en ouder konden gedurende enige tijd een diploma krijgen als drie collega’s schriftelijk verklaarden dat zij een leer- of bediendentijd hadden doorgemaakt. - Fase 2: Horlogemakers van 25 tot 33 jaar werden via een examen getest. - In de definitieve fase werden examens gesplitst in leerling-, bediende- en meesterexamens. Cornelis was vanaf het begin voorzitter van de examencommissie en bleef dat tot zijn 80ste verjaardag in 1956. Eveneens lid van deze examencommissie was zijn zwager Cornelis Andriessen. Hij ontving zelf het eerste meesterdiploma ‘honoris causa’ bij zijn zilveren huwelijk in 1930. Cornelis verzorgde een groot deel van de organisatie van de examens. Het betrof op den duur een 100tal kandidaten en tweedaagse examens. Naast mondelinge en schriftelijke examens moest ook een werkstuk gemaakt worden. Er kwam een rijksgedelegeerde van het ministerie. De bekroning van het werk was de instelling van de Vestigingswet in 1947. Een ander vereniging waar Cornelis bij betrokken was, was die van de verkopers van het Alpina horloge in Nederland. Het was een horloge van goede kwaliteit waarvoor in elke stad maar één verkoper werd toegelaten. Hij is jarenlang secretaris van de vereniging geweest en was hun vertegenwoordiger bij de vergaderingen op de fabriek in Bienne. Hij heeft daar onder meer verdedigd dat een nikkelen, vrij groot horloge van uitstekende kwaliteit en laag in prijs in productie gehouden zou worden. Dit lukte en bijvoorbeeld bij spoorwegpersoneel was het horloge een succes. Cornelis is ook examinator en gecommitteerde geweest bij examens van de horlogemakersscholen in Schoonhoven en Rotterdam. Een horlogemakersschool in Hoorn heeft de naam ‘Cornelis Verhagen School’ gekregen. Toen duidelijk was dat geen van de twee zonen de zaak zou overnemen is besloten in voorjaar 1939 de zaak te sluiten. Zij wilden de zaak niet aan een ander overdoen. Zij wilden niet het risico lopen dat de zelf opgebouwde zaak van aard zou veranderen, minder goed zou gaan of zelfs geheel ten onder zou gaan.

Marie overleed in oktober 1947; Cornelis overleed op 16 mei 1958.